Vlees heeft bij velen de reputatie van vettig en ongezond te zijn. Vlees eten tijdens je dieet lijkt dan ook uit den boze. Toch zijn de negatieve connotaties vaak ten onrechte. Het is perfect mogelijk om gezond af te vallen en toch vlees te eten. Op voorwaarde dat je rekening houdt met enkele tips. Zo houd je de porties beter binnen de perken en eet je bij voorkeur mager vlees.

Vlees eten staat niet gelijk aan vettig eten

Vlees is door de jaren heen een stuk vetarmer geworden dan vroeger. Toch is het aangewezen om bepaalde types vlees links te laten liggen. Denk maar aan gehakt, spek en salami, die bekendstaan voor hun hoog vetgehalte. Voor wie graag vlees eet, zijn er gelukkig vetarme alternatieven zoals kalfslapje, magere biefstuk, rundsvlees (bijvoorbeeld rugspier), kalkoenham, … Stukken vlees met alleen spieren zijn het magerst, maar een beetje vet kan geen kwaad.

Rood vlees (varkens, rund- en lamsvlees) komt beter niet op je bord, aangezien het de kans op kanker en diabetes vergroot. Vooral rood vlees (hamburgers, worst, …) is te mijden. Kies liever voor wit vlees: kip of kalkoen. Eet je toch rood vlees, ga dan voor de magere soorten zoals runderlap, entrecote, rosbief, hamlap en varkensfilet.

Eet alleen vers vlees

Wie geen vlees eet, moet niet voor niets op zoek naar volwaardige vleesvervangers. Vlees bevat immers essentiële stoffen zoals eiwitten, ijzer en B-vitamines, … Lekker gezond dus. Belangrijk is wel dat je kiest voor kwaliteit. Koop altijd vers, mals en hygiënisch vlees. Vers vlees oogt sappig en heeft geen uitgedroogde delen. Het heeft ook amper een geur. Houd bij vlees dat gemakkelijk bederft (gehakt, gevogelte), zeker de vervaldatum in het oog!

Trop is te veel

Eet nooit te veel vlees. Koop bij de slager altijd kwaliteit in plaats van kwantiteit. Een portie vlees van 100 tot 150 g per persoon is voldoende. Je hoeft geen vegetariër te worden, maar het is wel belangrijk dat je slim kiest. Het ene stukje vlees is het andere niet.